Van 2006 t/m 2011 was Rob Hendriks bestuurslid van de BNA. In deze periode maakte de beroepsgroep en daarmee de BNA roerige tijden door. De rol van de architect in het ontwerp- en bouwproces veranderde fors, versterkt met de crisis in de bouw en de BNA bewoog mee en sorteerde voor op de nieuwe tijd. In 2011 vervulde Rob Hendriks de rol van waarnemend voorzitter. In de reeks “Vijf vragen aan …” in het BladNA interviewde Diederik Samwel Rob Hendriks ter gelegenheid van zijn aanstelling als bestuurslid van de BNA.
Actief inspelen op nieuwe ontwikkelingen in het bouwproces. Leden werven onder bureaumedewerkers. Goede aansluiting tussen Randstad en regio. Voor minder doet hij het niet. Vijf vragen aan het onlangs gekozen BNA-bestuurslid Rob Hendriks van DAAD Architecten in Beilen.
Waarom bent u in het BNA-bestuur gestapt?
‘Als import-noorderling merk ik dat collega’s het idee hebben dat alles in het Westen gebeurt. Dat is onterecht. Natuurlijk zijn er grote verschillen. De architect hoeft bij ons niet voortdurend de strijd aan met collega’s omdat de verhouding tussen bureaus en markt in balans is. Ik zou graag een schakelfunctie vervullen. Het is maar een klein groepje dat zich met de inrichting van het Noorden bezig houdt. Stedelijk bouwen gaat in lage dichtheden. Heel anders dan het metropole karakter in de Randstad. Het aardige is dat dit verschil de laatste tijd bouwkundestudenten uit het westen aantrekt. De manier waarop wij hier werken is nu een apart thema binnen de Nota Ruimte.’
Wat bent u precies van plan als bestuurslid?
‘Mijn inzet is een heldere profilering van ons beroep. Met als centrale vraag waar we naar toe gaan met ons vak. Niet langer die klaagzang over het verdwijnen van de centrale regierol. Dat is een achterhaald, romantisch uitgangspunt. We moeten ons juist richten op de permanente transformatieprocessen in onze sector. Niet roepen dat je alleen nog als een soort gevelartiest actief bent; daar ben je zelf bij. Speel er bijvoorbeeld op in door in kostencalculatie te investeren. Naar mijn smaak richten architecten zich te weinig op de vernieuwing van het bouwproces. Daar is permanente beroepsontwikkeling voor nodig.’
Hoe bereiken we zo’n cultuuromslag?
‘Bijvoorbeeld door te voorkomen dat jonge, pas afgestudeerde vakmensen kiezen voor een baan bij andere bouwpartijen. Dat gebeurt voortdurend en ik begrijp dat heel goed. Na geestelijken betalen wij onze jonge medewerkers het slechtst van allemaal. Het aanvangssalaris is altijd laag gehouden. Daar moeten we iets aan doen. Want zonder goede, talentvolle mensen komt er geen vernieuwing.’
Wat merken ze in het Noorden straks van uw plaats in het BNA-bestuur?
‘Ik hoop dat mijn collega’s hier de noodzaak inzien om te vernieuwen. In onze regio is de productie minder en het publiek vrij conservatief. Mensen zijn niet gediend van spectaculaire ontwerpen. Daardoor kan een architect gewoon maken wat hij gewend is te maken, met als gevolg dat er weinig ontwikkeling in zit. Met die houding gaat het nog een jaar of tien goed, maar daarna worden we ingehaald door andere bouwpartijen. De stadsbouwmeester van Groningen heeft laatst niet voor niets geklaagd dat er te weinig jonge bureaus zijn.’
Sommige leden klagen over de te passieve opstelling van de BNA. Wat gaat u daaraan doen?
‘Ik kan mij wel iets voorstellen bij die kritiek. De communicatie met leden is sterk verbeterd met de regionale aanpak. Maar de gemiddelde leeftijd op een ledenvergadering ligt rond de vijftig. Het profiel is dat van architect, partner of directeur. Daar zijn de BNA-activiteiten ook te sterk op gericht. We moeten ons meer op bureaumedewerkers en hun netwerken concentreren. Die worden steeds belangrijker. Kleine maar ook middelgrote bureaus kunnen zich geen specialisten op verschillende terreinen veroorloven. Die moeten hun kennis delen met andere bureaus en gezamenlijk expertise inkopen. Daarom moeten we extra aandacht besteden aan ledenwerving onder medewerkers.’
Diederik Samwel