Ontwerpatelier S2 aan masterstudie Interieur Artez, Arnhem
In dit S2-atelier, met als thema hergebruik, worden mogelijkheden verkend om van een gebouwde ruimtelijke structuur bruikbare gebruiksruimte te maken, met bijzondere kwaliteiten.
De afgelopen decennia hebben we in Nederland veel meer meters gebouwd dan we kunnen vullen met gebruik. Zo staat en momenteel 6 miljoen m2 kantoor leeg, wordt er geen bedrijventerrein meer aangelegd en is de woningbouw nagenoeg stilgevallen. Deels zullen deze ontwikkelingen crisis gerelateerd zijn, maar de algemene verwachting is dat na een mogelijke korte opleving de teneur van krimpende nieuwbouwbehoefte tot 2030 stevig zal doorzetten. Dit heeft te maken met stagnatie in bevolkings- en welvaartsgroei. Tegelijkertijd hebben we jarenlang technisch zo goed gebouwd dat de huidige gebouwenvoorraad nog decennia meekan. Wel zullen de eisen die we aan de gebouwen stellen veranderen. De hele bouwopgave verschuift hiermee van nieuwbouw naar transformatie. Voor een deel zal dit werkzaamheden opleveren waarvoor nauwelijks een architect behoeft te worden ingeschakeld; groot onderhoud dat de aannemer prima kan doen. Aan de andere kant van het spectrum staan de monumenten die dankzij hun bijzondere en erkende kwaliteiten gekoesterd worden. Bij de transformatie of restauratie van deze gebouwen zullen gespecialiseerde architecten ingeschakeld worden. Tussen deze uitersten bevinden zich tal van gebouwen waarbij de opgave lastiger is. Gebouwen die kwaliteiten missen om ze te laten voldoen aan bv nieuwe bouwfysische of gebruikseisen. Gebouwen die niet eenvoudig tot nieuwbouwniveau zijn op te krikken en/of gebouwen waarvoor het lastig is een nieuwe functie te bedenken. Wie slimme voorstellen kan bedenken voor deze groep gebouwen heeft de komende jaren een architectuurpraktijk. Om gevraagd te worden zal het voor de architect absoluut noodzakelijk zijn zijn/haar meerwaarde in een project aan te tonen. Mogelijk is deze meerwaarde te vinden in een combinatie van ruimtelijke, technische en financiële vondsten om een gebouw opnieuw bruikbaar te maken.
Mijns inziens ligt de nadruk bij de huidige opgaven eenzijdig op het op nieuwbouwniveau krijgen van de bestaande voorraad. Waarbij we alle problemen van bouwfysische aard technisch moeten zien op te lossen. Een ontwerphouding waarbij het bestaande in takt gelaten wordt en er middels toevoegingen, die wel aan de nieuwbouweisen voldoen, ruimte wordt gemaakt voor nieuwe functies, omzeilt dit technische vraagstuk. De bestaande structuur wordt dan hergebruikt op de punten waar hij sterk is. Deze kwaliteiten hoeven dan niet meer door de nieuwbouw geleverd te worden. Bovendien levert een dergelijke benadering letterlijk ruimte voor andere gebruiksvormen, namelijk de tussenruimte tussen de bestaande structuur en de nieuwbouwelementen. Indien we in staat zouden zijn deze tussenruimten te leren waarderen en een instrumentarium te ontwikkelen om hen ook in de exploitatie van het gebouw een nut te geven, dan kan er op een heel andere manier naar de transformatie van de bestaande gebouwenvoorraad gekeken gaan worden. Dit ontwerpatelier doet een poging dit instrumentarium te ontwikkelen. Daartoe maken we gebruik van een gebouwde structuur die enerzijds zo weinig gebouw is dat we er met een grote mate van vrijheid in kunnen werken en anderzijds zo dwingend is in zijn aanwezigheid dat elke student gedwongen wordt een uiterst scherpe ontwerphouding aan te nemen. De ecokathedraal van Louis le Roy is een gebouwde structuur die aan deze eisen voldoet.
De opgave is de ecokathedraal tot een bewoonbare ruimte te maken. De transformatie van een hoop stenen. Grondlegger le Roy sprak altijd van een fundament; de studenten voegen een volgende laag in de tijd toe, die van een beleefbare en bruikbare ruimte. Welke worden als de meest kenmerkende eigenschappen van de ecokathedraal gezien? En hoe kunnen die behouden blijven of versterkt worden? Welke verhouding kiezen zij t.a.v. het fundament? Hoe zichtbaar/onzichtbaar is de ingreep? Hoe verhouden de voorstellen zich onderling? Welke mogelijkheden liggen er verscholen in bouwen als uithollen? Welke zintuiglijke belevingen staan centraal in het ontwerp?