logo adda ruimtelijk denken klein

Nieuwe architectuur voor de innovatieve boer
Nieuwe architectuur voor de innovatieve boer

Lezing RWTH Aachen University

“Wij zijn een architectenbureau waar af en toe gebouwde gebouwen uitkomen en soms ook boekwerkjes: rapporten, studies, dingen die… onderzoeken die we zelf hebben geinitieerd of dingen die ons worden gevraagd. Ik heb een paar jaar geleden in Amsterdam een lezing mogen geven over hoe wij werken en daarvoor heb ik dit beeld geproduceerd omdat het toont hoe het er bij ons ongeveer aan toe gaat. Dit zijn belangrjke projecten, dit zijn de mensen die daarbij voor ons een belangrijke rol hebben gespeeld en achter zo’n projectdie een concrete architectuuropgave is komt vaak weer een vraag vandaan die we… een zaak die ons opvalt en waarvan we denken dat we daar iets van moeten vinden… we vinden daar iets van en dan gaan we dat noteren. En dan leidt dat tot de productie van, een keer per jaar ongeveer, iets dat we het DAAD cahier zijn gaan noemen, en die staan hier. Daarin geven wij een antwoord op een vraag waarvan wij vinden dat die relevant is op dat moment, en dat die misschien wel gesteld had moeten worden, maar niet gesteld is en we hopen dan dat daar na verloop van tijd iemand op ons af komt die zegt ‘dat was een interessante vraag’en die stel ik me en jullie geven een goed antwoord en misschien kunnen we een project samen doen. Zo komt het werk bij ons binnen en gaat het door en leidt de ene concrete bouwvraag tot het volgende onderzoek, tot de volgende concrete bouwvraag.

In 2003 begon dat voor de eerste keer met een cahier en dat cahier dat… het was toen het jaar van de boerderij… zou gaan over een duurzame landbouwschuur in het Groninger Oldambt. We hadden daar bepaalde ideeen over, het cahier is er nooit gekomen want voordat het klaar was overleed één van de vier partners met wie ik DAAD heb opgericht en toen hebben we besloten het eerste cahier over hem te maken en daarmee is dit cahier eigenlijk in de kast belandt en na tien jaar kwam het weer terug want elk jaar wat op een drie eindigt is in Nederland het jaar van de boerderij dus 2013 was er opnieuw een jaar van de boerderij en nu hebben we ‘m eindelijk afgemaakt. Waar ging dit eerste cahier over? Dat ging over een type boerderijschuur in Groningen, de oldambsterboerderij, en de ontwikkeling daarvan en wat je, als je er de geschiedenis bij afloopt kunt zien is dat zegmaar vanaf 1750 dat ding begonnen is als een soort hele grote kap waar de boerderijfuncties en de woning en de opslag van graan alles onder één grote kap was ondergebracht dat is typisch voor dat type boerderij en de gaatjes in de gevel die zitten eigenlijk… die zijn zo groot als nodig voor de functie die daarachter zit en die zitten ook precies op de plek waar het nodig is. Dat íe…nou ja… iets doet met de achterliggende functie. Dus niet esthetisch beeld… ontwerp van een gevel maar puur functioneel beeld… he dus laat ik zeggen dit is form follows function avant la lettre. (…) Dan in 1850… die boeren die verdienen steeds meer met dat graan en daar zie je dat dat voorhuis langzaamaan los begint te maken van de boerderij en een eigen soort esthetische ontwerpbehandeling krijgt. Er komt symmetrie in, er komt een soort onder boven verhouding in, je ziet in plaats van een nok… van een kopgevel zie je een dakvlak ontstaan. En naar 1900, de volgende vijftig jaar daar zie je zelfs dat er een heel rechthoekig woningvolume ontstaat wat weliswaar nog steeds onder diezelfde grote kap zit maar als beeld eigenlijk helemaal verzelfstandigt heeft ten opzichte van de schuur daarachter. En in 2000, dit is de boerderij die we ondertussen dus allemaal herkennen en waarderen als een typische Oldambster boerderij maar die heeft wat mij betreft ertoe geleidt dat weer honder jaar later er nu boerderijen zijn gekomen waarbij het huis helemaal los is geraakt van de schuur. Het zijn nu twee volumes geworden die staan op enige afstand van elkaar en die hebben niets meer met elkaar te maken. Hier wordt het (graan) geld in gestopt en de schuur is puur funtioneel. En als je in dat verband kijkt naar een schuur als deze die ook van vandaag is dan zou je met goed recht kunnen beweren dat dit veel meer een typische oldambster schuur is… he als je terugkijkt naar de ontstaansgeschiedenis van dat ding dan dit soort producten waarbij helemaal het huis en de schuur uit elkaar getrokken zijn. Wij waren met die vraag bezig geweestvan hoe kun je een eigentijdse oldambster schuur bouwen en uiteindelijk is daar het verslag van dat ontwerponderzoek is in dit boekwerkje terecht gekomen en bij de aanloop naar die studie die we gevraagd waren te doen in opdracht van de provincie daar constateerden we eigenlijk dat er ooit een kloppende verhouding moet zijn geweest tussen de boerdrij en het erf en het landschap. Die drie-eenheid is eigenlijk jarenlang…eeuwenlang heeft die tot een soort kloppend beeld geleidt wat we nu nog steeds als mooi ervaren. En wat in onze ogen misgaat is op dit moment dat de schuren… niet zozeer dat er schuren bijgebouwd worden…dat is in de geschiedenis altijd gebeurd… maar dat die verhouding… dat is dat het erf… het groenplan van het erf eigenlijk niet meer mee is gegaan met de nieuwe gebouwen. En wij waren gevraagd in deze studie om na te denken over hoe zo’n nieuwe oldambster schuur eruit zou kunnen zien dus naar een nieuw architectonisch beeld en onze conclusie bij de inventarisatie in het gebied was eigenlijk dat de architectuur er niet zoveel toe doet als de erfbeplanting er maar goed omheen zou worden gezet. Met andere woorden dit beeld. Het maakt niet uit hoe die gebouwen… hier is dit weer onderdeel geworden van een heel groenplan. En daar hebben we met onze ontwerpoplossing op gemikt.

Een tweede schuur die in het gebied staat… een tweede type schuur, dus dat is niet de de gemetselde schuur die we net zagen maar deze…het is een open kap schuur waar de boer zijn verschillende materialen in verschillende seizoenen neerlegt op plekken die handig voor hem zijn. En je zou kunnen zeggen ook dit is een soort form follows function schuur omdat de opslag van materialen eigenlijk het gevelbeeld bepalen. En met dit beeld in het achterhoofd hebben wij een ontwerp gemaakt in 2001 voor een schuur die bestaat uit een vrije simpele hoofdvolume die je uit een catalogus zou kunnen kopen met daaromheen een framewerk waarin verschillende onderdelen die belangrijk zijn voor de boerenbedrijf een plek zouden kunnen vinden. Dus wat je ziet uiteindelijk van dit gebouw is niet zozeer die schuur, die zit daar middenin, maar je ziet in de randen van het gebouw eigenlijk een opslag van allerlei materialen. En dat zou betekenen dat een keer een uitwerking van een plan volgens dat principe gemaakt dat je een gebouw zou kunnen krijgen dat zo groot is als het hele erf en dat eigenlijk bestaat uit begroende randen die af en toe gebouw worden en dan weer opslag zijn. Dus hier is wat ons betreft een poging gedaan om een nieuw evenwicht te vinden tussen de architectuur van het erf en het groen (erfbeplanting). Een gebouw dat we in die periode maakte was een informatiecentrum voor een biologische boer in Orvelte, de Wenning. Een gebouw waar we in 2001 de welstandsprijs in Drente mee gewonnen hebben. Dus we hebben wel een keer gebouwd voor een boer maar eigenlijk zijn onze studies vaak meer theorie gebleven tot in 2013 er een moment was dat er twee gebouwen waar we lang aan getekend en ontworpen hadden, waar we lang over gepraat hadden eindelijk werden gerealiseerd. Eentje was de schaapskooi in Balloo, een gebouw dat niet lang daarvoor was afgebrand, en de andere was een melkveehouderij voor een boerin in Diepeveen direct aan de Ijssel gelegen, gebouwd in het uiterwaarden gebied op een zelfgebouwde terp. Ter gelegenheid van die twee gerealiseerde werken hebben we in 2013 opnieuw het jaar van de boerderij bedacht dat we het cahier dat we in 2003 niet klaar hadden gekregen opnieuw wilden maken. En dat is gelukt, in september van dat jaar is het achtste DAAD cahier verschenen en die gaat over de innovatieve boer. En met de innovatieve boer bedoelen we het volgende: er zijn op dit moment twee ontwikkelingen in de landbouw. Eentje is de grootschalige, monofunctionele, opschalende boer , met een steeds groter bedrijf die één product maakt en die op een wereldmarkt wil opereren en die daarin probeert zijn bedrijfsvoering goed te houden. En de andere is een kleinere boer die vaak aangewezen op het stedelijk gebied niet zozeer probeert een functie heel groot te maken maar die heel veel verschillende functies op zijn erf probeert te krijgen en daarmee een werkend bedrijf overeind houdt. En in dit geval is dat een boerin die naast melkvee ook vleekoeien… of haar koeien als vleeskoeien houdt, en die dertig procent van haar inkomen haalt uit het onderhoud van het landschap ten behoeve van waterberging, die een educatiefuncie in het gebouw heeft, die kan af en toe schoolklassen ontvangen die daar dan een dag les krijgen, die onderdeel uitmaakt van het landgoed, en van een wandeling die daar overheen door dagrecreanten te maken is, die een rustplek en een klein theehuisje. En in die combinatie van functies zit voor haar het boerenbedrijf. Zegmaar dat type boer dat verschillende functies combineert op zijn erf, dat doet het eigenlijk ook best goed in Nederland op het moment, en het aardige van zowel die eerste type, namelijk die schaalvergrotende boer, als van die tweede, die multfunctionele boer, is dat ze nu eindelijk ook architecten nodig hebben om hun gebouwen en hun erf en hun landschap te maken. Die eerste maakt zulke grote gebouwen dat het eigenlijk niet meer klakkeloos in het landschap… dat deze gebouwen niet meer klakkeloos in het landschap te plaatsen zijn, zoals dat vroeger misschien wel kon toen ze veel kleiner waren en misschien ook niet zo erg was als er af en toe iets buiten het erf groeide, maar nu moet je eigenlijk een heel nieuw plan maken op het niveau van het landschap om die megastallen daarin een plek te geven. En die andere type boer, die multifunctionele boer, die heeft ook ontwerpkracht nodig, omdat die eigenlijk vaak niet weet wat die over een paar jaar als programma in die boerderij zal hebben. Nu is het dit, dan is het dat, dus die heeft een soort heel flexibel gebouw nodig waar die jaren mee vooruit kan en waar verschillende functies een plek in kunnen vinden. Daar hebben we een aantal projecten in gedaan en dat was de reden dat we besloten hebben dat in zo’n cahier te laten landen.

En dat… ja dit gaat over de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit zou je kunnen zeggen is een, een beetje verwaterd begrip in nederland, een hoe heet dat ja afgevlakt, begrip want een tijdlang is dat alleen maar binnen het domein van de ruimtelijk ontwerpers geweest. Dus ruimtelijk ontwerpers vonden het interessant om ruimtelijke kwaliteit te maken, verder vond niemand dat boeiend, maar dan werd er een welstandscommissie in het leven geroepen om te borgen dat er ruimtelijke kwaliteit gemaakt wordt. In de provincie Overijssel is een document gemaakt om de ruimtelijke kwaliteit van hun provincie te borgen, en die hebben een andere definitie van ruimetelijke kwaliteit dan alleen maar beeld, bedacht en die zeggen namelijk ‘ruimtelijke kwaliteit is het totaal van toekomstwaarden , gebruikswaarden en belevingswaarden. Het gaat niet alleen om de waarde die gebieden en objecten nu hebben, maar ook om de potenties, om waarde tot ontwikkeling te brengen. Deze waarde heeft betrekking op eigenheid, identiteit en herkenbaarheid, bruikbaarheid en continualiteit’.Dus dat betekent dat je ruimtelijke kwaliteit eigenlijk krijgt als een soort bijproduct van een op de toekomst gericht bedrijf waarin je allerlei ontwikkelingspotenties zegmaar een plek weet te geven. Dan is de ruimtelijke kwaliteit het gevolg daarvan, als je dat goed doet. En dat betekent dat het ook voor boeren, niet alleen voor architecten, ook voor boeren interessant is deze ruimtelijke kwaliteit na te streven, want het is in hun eigen belang en niet meer iets wat een commissie van welstandsleden per se wil. In nederland wordt een heel groot gedeelte van de gebouwen nog steeds zonder architect gebouwd. Als mij hypothese van zonet uitte klopt dan zal in de komende tijd steeds meer nodig zijn dat er architecten worden ingeschakeld, maar heel vaak lukt het tot nu toe nog om het zonder architect te doen. Dat betekent dat er een product uit een catalogus wordt geplaatst, naast wel of niet een bestaand oud gebouw. Vaak gaat dat verkeerd als je vanuit het landschap ziet zou zien of dat die door de erfrandbeplanting heen gaat soms staat ie ook heel keurig ergens achter verstopt die nieuwe schuur, en heeft niemand er last van. Je zou kunnen zeggen het is een soort architectuur waar in het beste geval niemand echt last van heeft maar ook niet echt opgewonden van raakt. Als er soms een architect bijgehaald wordt zoals in dit geval, dan kun je je ook wel eens afvragen dat wel zo’n goed idee was, als zo’n architect eigenlijk alleen maar richt op de architectuur van het gebouw, op de materialen die hij toepast en op het beeld wat het oplevert. Ik ben hier geweest in verband met een jury voor een die gehouden werd in groningen, dit was een van de tien genomineerde plannen, en toen ik aan de boer terplekke vroeg waarom in godsnaam dat malle dak hier was onstaan toen haalde hij zijn schouders op en antwoordde ‘ja, dat wilde de architect’. Dus voor die boer is het nog… was het niet te begrijpen waarom dat was, hij heeft daar geld voor betaald, maar dat doe ie omdat hij denkt als ik nou een architect dat laat ontwerpen, ja dan zal het wel langs de welstand komen en dan mag ik het bouwen. Maar dit is een gebouw van een paar honderd meter lang en het staat heel open in het landschap en ik ben van mening dat veel beter dan een architect hier een landschapsarchitect had moeten worden ingeschakeld, om het geheel in te passen in een nieuw erf. En nu dat niet gebeurd is heb je op het niveau van architectuur heel veel geld uitgegeven, maar dat ziet niemand, want je kunt hier helemaal niet komen, ik sta hier deze foto te maken bij de boer op zijn erf, en voor de rest alle andere mensen kunnen alleen maar vanaf vier, vijfhonderd meter afstand dit gebouw zien liggen en dan ligt het gruwelijk kaal in het landschap. Dus het is niet automatisch een succes als er een architect bij gehaald wordt.

Wij proberen behalve af en toe een gebouw met een boer te maken ook een soort methodiek te ontwikkelen die het mogelijk maakt voor boeren om laagdrempelig een architect in te schakelen. En we proberen ze eigenljk precies op het punt waar het volgens mij ertoe doet van advies te voorzien. En het gaat in negen van de tien gevallen dus niet in mijn beleving om de architectuur van het gebouw maar eigenlijk om de samenhang tussen gebouw, erf en landschap. En het grappige is dat als je een boer vraagt waar, hij wil iets gaan uitbreiden, en dan zal ie bijna altijd zeggen dat doe ik wel op het erf maarals je dan eenmaal met hem gaat praten dan blijkt dat dat zo groot wordt dat dat eigenlijk door de erfrandbeplanting heen gaat, en dat durfde ie niet toe te geven. Als hij dat eenmaal toegegeven heeft en hij zegt, ja nee dat… eigenlijk kunnen we beter een stuk aan het erf plakken of het huidige erf vergroten, dan zul je zien dat het vaak nog groter wordt, zeker als ie over de komende tien of vijftien jaar durft na te denken, en misschien wordt het dan zelfs zo groot dat ie beter helemaal een nieuw erf op een andere plek had kunnen maken. Maar vanuit een angst dat er nooit iets mag en dat de overheid deze boer zal beperken zal ie altijd proberen zijn bouwopgave kleiner voor te stellen dan het daadwerkelijk is. En wij stellen eigenlijk dat, of je nou één, twee of drie kiest, dus op het erf, aan het erf of naast het erf, ze zijn alledrie mogelijk maar je moet goed nadenken over hoe je die gebouwen weer integreerd in het groen. Dit is een voorbeeld van een grote uitbreiding die ophet erf gebouwd is en toevallig, of niet toevallig, maar die paste eigenlijk nog heel mooi binnen de boomstructuur van dat erf. En dat zie je hier, zelf in de wintersituatie, een beetje mal afgesneden knotwilgen ofzoiets, ik weet niet precies wat het zijn, elzen, maar die nieuwe boerderij die staat er eigenlijk keurig achter en die doet heel netjes mee met de wereld van de bestaande boerderij. Dit is ook een vrij lage boerderij, dat is een melkveehouderij die heeft alleen maar koeien en die hoeft ook niet met zijn nok zo hoog maar laat ik zeggen de aardappelboeren en de uienboeren, de landbouwers dus die hebben een heel andere maat schuur nodig, die gebaseerd is op het maximum aantal te stapelen kuubkisten met behulp van een vorkhefttruck. (…) Maar dat betekent dat die goot vaak hier al op een meter of vijf zit en de nok op twaalf meter en ja, dan lukt het niet goed om hem op het bestaande erf op een soort fatsoenlijke manier in te passen. Als je ‘m dan vergroot, dat is wat hier gebeurt, ja dan zie je bij zo’n catalogusproduct als dit voor die kuubkistenopslag gemaakt is dat die als je niet oppast heel kaal en hard in het landschap komt te staan. Hier moet het hele landschapsplan nog worden gemaakt . De kans is vrij groot dat dat niet gebeurd want aan het eind van zo’n bouwtraject is het geld op en voor die boer heeft het geen enkel belang om dat groen aan te leggen dus dit is de situatie die we vaak in groningen aantreffen. Heel soms is het anders dan heb je een boer die gevoel heeft voor in dit geval zelfs architectuur maar ook nog voor de relatie met het landschap en die legt in dit geval keurig een singel van verschillende planten daaromheen aan en in overleg met de landschapsontwerpers van de provincie groningen is dat hier zo gedaan dat het niet een hele dichte rand is maar dat het plukken zijn die de schaal van het gebouw wel verkleinen maar die daartussendoor ook een ruimte overlaten om het gebouw op afstand te kunnen zien. Het is mooi genoeg in dit geval om dat toe te staan. Dit is een plan bij diezelfde wedstrijd waar ik in de jury zat van een uitbreiding naast een bestaand gebouw die in mijn ogen redelijk onbegrijpelijk is. Dit is een typisch gronings model boerderij waarbij ooit één kap daar stond, later een tweede is bijgebouwd en uiteindelijk een derde ertussen is geplaatst en ja wat is minder logisch dan.. of wat is logischer dan een… nu een vierde of een vijfde kap daaraan te bouwen en gewoon voortborduren op de geschiedenis, maar hier is ervoor gekozen om het monument op afstand te houden en een heel nieuw gebouw eraast te zetten en dat ziet er zo uit. En ja hoewel je voelt dat qua kleurstelling dit ook een gebouw is in de categorie ‘ik ben er even niet, let maar niet op mij’ en ook een soort grapje is uitgehaald met een volslagen nutteloos element in de zijgevel is het al met al toch een hele grote banale kale aanbouw geworden die geen enkele, in mijn ogen geen enkele meerwaarde oplevert ten opzichte van de bestaande boerderij.

Ten slotte het hele nieuwe erf, daar hebben wij zelf een voorbeeldplan voor gemaakt. Die speelde zich af in de noordoostpolder in nederland daar, dat is een gebied waar in de naoorlogse periode land is gemaakt van wat voorheen zee was op een volstrekt rationele, bijna militaire manier is daar een polder ontgonnen, zijn daar wegen in getrokken en kavels in gemaakt. Die zijn altijd driehonderd bij achthonderd meter en er zijn boerderijen geplaatst langs de wegen met een erf van honderd meter in het vierkant die in eerste instantie met zijn vieren bij elkaar lagen, dit is van 1952 ongeveer, want dat was helemaal kaal en open en leeg dit landschap en dan had je nog een paar buren tenminste. Later werden ze twee aan twee geplaatst en tot 1962 zijn ze steeds meer alleen komen te liggen. En dit is het landschapspatroon wat dat heeft opgeleverd. En daarvoor is een schuur bedacht die door de NV Schokbeton werd gemaakt. En hier zijn er 1700 van gemaakt in de periode van tien jaar. Allemaal dezelfde schuren, of helemaal modulair opgebouwd, en de afmetingen van de schuur staan in directe verhouding tot de oppervlakte van het land van de boer. En dat leverde dit beeld op vanaf de straat, he dus hier heb je steeds tweehonderd meter open ruimte waar je naar links of recht kunt wegkijken, 1600 meter, en dan een cluster van vier boerderijen bij elkaar. Dus je rijdt tweehonderd meter door de erven heen en dan weer vierhonderd meter in open landschap. En van een afstand, als je over het land kijkt, dan zie je van die clusters, van die boerderijen zo tussen de lanen van de populieren in gegroepeerd. Dit is allemaal gebouwd tussen 1952 en 1962 en in 1973 is de eerste boer in de noordoostpolder gaan uitbreiden met zijn schuur. Die heeft ergens een deel bijgebouwd omdat ie het op het bestaande erf niet kwijt kon. En als je nu op google plaatjes kijkt dan vind je eigenlijk door de hele noordoostpolder schuren die zijn bijgebouwd. Je moet heel goed zoeken wil je af en toe nog ergens een boerderij vinden waar op het erf misschien voorzichtig iets bij is gezet of helemaal niks bij is gezet zoals hier. Maar negentig procent heeft al lang uitgebreid. Dus toen in 2005 een ontwerpwedstrijd werd georganiseerd door de provincie Flevoland voor het ontwerp van een nieuwe noordoostpolderschuurboerderij (wtf) toen was dat 32 jaar te laat want dat had eigenlijk in 1973 moeten worden bedacht en toen is het niet gebeurd en nu is die hele noordoostpolder volgebouwd met gigantische schuren die allemaal buiten het erf zijn getreden en ja nu komt ook volslagen als mosterd na de maaltijd de provincie in 2005 met een vraag naar een nieuwe architectuur terwijl er op dat niveau echt niets meer te doen is. Dit is het beeld wat je dan nu ziet , of dit, dit soort trieste uitbreidingen zijn gemaakt, of deze zelfs zo helemaal aan de weg. Dit allemaal om meer kisten te kunnen stapelen. Wat wij gedaan hebben toen wij voor deze… dit was een open ideeen wedstrijd inschreven is dat we hebeben gezegd we gaan niet op die bestaande boerenerven iets doen want daar is het toch al verpest, we gaan mee in het opschalen van de agrarische bedrijvigheid, steeds meer, grotere landerijen bouwvlakken en steeds meer kuubkisten voor uien, voor aardappels, voor bloembollen. En we definieren een zone eigenlijk achter op het erf waar we hele nieuwe schuren gaan bouwen. En het aardige van zo’n nieuwe zone is dat je op achthonderd meter vanaf de doorgaande wegen zit en je deze schuren, ook al ze heel groot zijn, kleiner zult ervaren op die afstand. En we willen binnen die zone met spelregels vastleggen welk gedeelte je mag bebouwen, welk gedeelte je open moet laten maar waar dan af en toe van die kuubkisten gestapeld staan en welk gedeelte er groen ingeplant moet worden. Dus we maken een soort spelregels die ervoor gaan zorgen dat er nooit een hele grote dichte wand ontstaat maar dat er altijd open stukken, gesloten stukken en groene stukken in die achterwand zullen zitten. Dit is die nieuwe zone die daar achterlangs loopt. Hier zie je wat er gebeurt als er een boer daar achter op het erf zijn weg doortrekt en een gebouw bijbouwt en een paar jaar later nog eens uitbreidt, en een paar jaar later nog eens uitbreidt en misschien kan hij wat hij hier doet ook combineren met de overburen die ook opslag nodig hebben en ontstaat er misschien wel een nieuw gemengd bedrijf tussen vier kavels daar op een veel grotere schaal. Dit is het beeld dat dat vanaf de straat oplevert, en hier zie je tot hoe hoog die kisten erin gestapeld kunnen worden. (…) Dat betekent dat als je dat daarachter doet, je ondertussen terwijl je daar groter bouwt zou je ondertussen kunnen opruimen wat er aan rommel her bijgebouwd is. Je kan aan een boer zeggen: je mag daar drie keer zo groot bouwen maar dan moet je wel die ene die je daar eerder hebt neergezet, weghalen. Dus je kan behalve de spelregels voor die zone ook voorwaarden eraan koppelen om die oude erfstructuur weer terug intact te brengen. Daarmee zou een dergelijk nieuwe laag eigenlijk in het landschap kunnen ontstaan die wat ons betreft heel goed past in de geschiedenis van dit bedachte en lineair ingerichte nederlandse landschap.

Ten slotte de boerderij in Rande die we op het eerste plaatje zagen. Een project dat tussen 2007 en 2013 bij ons gelopen heeft voordat het gerealiseerd werd. Het is het eigendom van een stichting die een groot landgoed in bezit heeft en rond 2003 ongeveer bedacht heeft er tweehonder hectare uiterwaardengebied, dus aan de buitenkant van de dijk, bij te kopen om dat landgoed zo’n beetje te verdubbelen in omvang en te kijken of er in dat gebied, zegmaar in de geschiedenis, of in de reeks van landgoedhuizen die hier ooit gebouwd zijn, een vierde telg aan die familie kon worden toegevoegd in de vorm van een boerderij die volledig gebruik maakt van de materialen , het gras en het hooi, die van het landgoed zelf komen, dus een poging om een landgoed zoals dat oorspronkelijk ook bedoeld was een zelfvoorzienend karakter te kunnen geven. In die periode werden plannen gemaakt om de Ijssel, dat is de rivier die hier tussen Deventer en Zwolle loopt meer ruimte te geven om bij hoogwater buiten de oevers te kunnen treden. En precies in het gebied dat de stichting hier had aangekocht zou een heel groot opvanggebied moeten komen. En dat betekende dat die boerderij die men daar voor ogen had te gaan bouwen ook in het water zou kunnen komen staan. De boerin met wie we te maken hadden, heeft dit ooit als plaatje getoond van haar ideale boerderij. Dat is alles behalve een gebouw maar je ziet dat de muren worden gemaakt door strobalen en de voerhekken ervoor zorgen dat ze de koeien op afstand van het hooi blijven.Eigenlijk had ze niet veel meer gebouw dan dit nodig. Een zeer praktisch ingestelde vrouw die op een biologische manier haar gehoornde koeien houdt (…). De stichting, de landgoedstichting die onze opdrachtgever was bij die landgoedstichting speelde de discussie of we nu een nieuwe boerderij zouden gaan bouwen op het landgoed of een landgoedhuis. Dus een gebouw dat min of meer aan de grond verankerd is en waar het geld mee verdient wordt of een gebouw wat zich los maakt van de grond of opheft boven de grond en waar je met het uitzicht over het landgoed kunt genieten van het geld dat er verdient is. En deze discussie kwamen wij niet zo goed uit, terwijl het ging om een gebouw wat beide functies zou moeten hebben. Er zou en moeten worden geproduceerd maar ook worden moeten kunnen worden gerecreeerd, en gewoond en genoten. En samen met de landschapsontwerpers met wie we hier hebben gewerkt hebben we een oplossing gevonden in de ontdekking dat precies op de stijlrand van de overgang van hoge uiterwaard naar lage uiterwaard in de geschiedenis op deze plekken langs de rivieren vaak de steenfabrieken lagen en die met beeld van een steenfabriek voor ogen zijn we het ontwerp voor dit gebouw op deze plek gaan maken. De derde partij naast de boerin en de landgoedstichting die van belang was in het ontwerp, of de vierde partij eigenlijk, en de landschapsontwerper natuurlijk, was de architect. Wij hebben een groot aantal modellen gemaakt van verschillede boerderijtypen die we denkbaar achtten op deze plek. Gewoon als oefeningen voor onszelf om te zien welke richting we zouden willen gaan bewegen. Een extra complicerende factor voor dit plan was de (…) dat met het rijzende water of de kans op stijgend water er wel een plek moest worden gevonden voor de gebouwen… voor de belangrijke gebouwen dat die altijd droog zouden staan. En als wij.. we hebben voorgesteld om een terp te bouwen, maar wanneer we die helemaal op het hoogste niveau zouden hebben gemaakt dan vond Rijkswaterstaat, die in Nederland verantwoordelijk is voor de doorstroming van dat rivierwater, dat het een te groot obstakel in de Ijssel zou gaan worden . Dus ze hebben ons gevraagd de hele terp wat naar achteren op te schuiven, naar de wat hoger gelegen gebied en de 150 meter lengte van het erf in drieen te verdelen, en een hoog erf, een middenhoog en een laag erf te maken. Een laag erf waar de functies op kunnen bestaan die af en toe best onder water mogen lopen, een keer in de tien jaar, een hoger erf wat één keer in de honder jaar onder water loopt en een erf wat één keer in de duizend jaar onder water loopt. En daar hebben we in verschillende modellen met de opdrachtgever en de boerin over gepuzzeld om te zien wat voor boerderij dat zou kunnen worden. (…) Dit is het programma wat in vierkante meters op schaal getekend wat we een plek moesten geven op het erf en we hebben een aantal modellen, steeds met hetzelfde programma gemaakt om te kijken wat voor boerderij er mogelijk zou zijn. Dit is een hele lange lineaire variant, een strook eigenlijk van voor naar achter met een accent zoals een kasteel aan de Loire zichtbaar vanaf de Ijssel in dit geval, een kop van het gebouw dat zich daar manifesteert. Een hofachtige boerderij waarbij de helft van de band van het hof wordt gemaakt door het gebouw en de andere helft door het bestaande bos waar we een stuk uitgehakt hebben. Een model waarbij elk terras een strook van gebouwen krijgt die correspondeert met de hoogte van het terras. Een soort bajonetoplossing met twee gebouwen waaraan de ene kant gewoond wordt en de kant waar de representatieve en de onderwijsfuncties een plek vinden en aan de andere kant de bedrijfsfuncties. Een heel compact gebouw waarbij alle functies op elkaar gestapeld worden, laten we zeggen de bedrijfsfuncties beneden en boven de functies die droog moeten blijven zoals het wonen. En eentje waarbij elke functie als een apart object op het erf zou worden geplaatst een hele serie gebouwen.

Deze modellen kwamen voort uit een oefening met de boerin hebben gedaan en met de landgoedeigenaar, onze opdrachtgever, en met de landschapsarchitect, waarbij we allevier een soort ideaal model hebben gebouwd van volumes zoals we het graag op deze plek zouden hebben gezien. Dit is het beeld wat de boerin zich voorstelde, de landschapsontwerper probeerde een soort hofachtige boerderij te bedenken en de landgoedeigenaar was met name geinteresseerd in een bijzonder front aan de kant van de Ijssel. Die verschillende modellen hebben we allemaal met al hun voors en tegens naast elkaar gezet en afgewogen en met elkaar besproken en uiteindelijk is in dit model een soort t-vormige organisatie structuur een ideale oplossing gevonden waarin iedereen zich, of je zou kunnen zeggen een compromis, maar een model waar alle plussen van de verschillende onderzochte modellen een plek in gevonden hebben. Zoals gezegd, die boerderij of landgoedhuis discussie zijn we kwijtgeraakt, of hebben we weten te passeren door de steenfabriek als gebouwtype te introduceren. Zoals gezegd dat is een oude type gebouw dat niet meer bestaat, af en toe staan er nog wat restanten wat bestaat uit een bakstenen onderbouw met daaroverheen een hele lichte houten kap die precies op die plekken staan langs de rivier waar wij nu ook bouwen. Dus een zwaar, in dit geval gemetseld volume, met de ringoven erin, en daaroverheen een lichte houten kap om de stoker droog te houden. Die twee elementen, dus een stenige onderbouw en een kapconstructie eroverheen dat zijn de elementen waarmee we hier ook deze boerderij hebben gemaakt. (…). De terp is gemaakt in beton, en op enig moment was het plan gemaakt door Rijkswaterstaat voor de…het ruimte-voor-de-rivier plan zoals dat heet, voor de Ijssel buiten zijn oevers te kunnen laten treden, zover dat de terp waar wij die boerderij op zouden gaan bouwen in aanleg gereed was en wij leefden in de veronderstelling dat de muren van de terp door ons zouden moeten worden gemaakt en toen Rijkswatermoment op enig moment belde om te vragen ‘hoe moeten we die muren eigenlijk maken’ hebben we binnen een week samen met de landschapsontwerper een voorstel gemaaktvoor een betonnen keerwand, wat hee gunstig uitpakte omdat we, als Rijkswaterstaat die zou neerzetten, en voor 75 procent zelfs zou betalen, en we zouden m zo zwaar uitvoeren dat later de constructie van die boerderij daar ook op zou kunnen staan dan hadden we een hoop geld bespaard. Dus na dat we soms een jaar of twee jaar eigenlijk op een heel laag pitje mee hoefden te doen of helemaal buiten spel stonden waren er in dit proces dus ook momenten waarop we opeens weer moesten acteren en in hele korte tijd iets hebben geproduceerd wat later van belang bleek. Hier zie je het maken van de terp, met een groffe plank van vurenhout in het werk gestort beton met een licht kleur geel zoals de metselsteentjes die worden gemaakt uit klei van de Ijssel er ook uit zien. In 2012 met kerstmis met mijn kinderen was… Het belangrijke van deze kap was dat die op één hoogte zou moeten zitten want de boerin had bedacht dat hooi zou willen gebruiken van het eigen land en dat ze dat zou willen distribueren in die kap niet met een trekker maar met een aan het construcite van het gebouw opgehangen grijpmachine zoals in zwitserland en oostenrijk wel gebruikt wordt, en deze dingen kunnen wel de hoek om, bijvoorbeeld zo, maar ze kunnen niet omoog en omlaag dus dat betekent dat die nok van het dak eigenlijk op één hoogte moest worden gemaakt. En het idee was dat we op die terp en onder dat dak met die doorlopende nok objecten zouden plaasten die nodig zouden zijn voor de functies die we eronder zouden plaatsen maar die in de toekomst ook zouden kunnen veranderen als deze boerin over een paar jaar iets heel anders zou willen gaan doen. Ten aanzien van de plek van het gebouw… we moesten hem zover naar achter schuiven dat die.. we hadden m eigenlijk in eerste instantie bedacht en we moesten hem erin schuiven om die doorstroming van het water niet te blokkeren en met die plaatsing half in dat bos zij een heleboel bomen gekapt. Die hebben we gelukkig aan de kant kunnen leggen en omdat er veel tijd zat tussen de aanleg van de terp en de bouw van het gebouw konden die bomen twee jaar drogen het waren eiken en konden we ze later gebruiken voor de constuctie van het gebouw en voor de lamellen die we hebben toegepast. En dat heeft een gebouw opgeleverd dat, laat ik zeggen eigenlijk bestaat uit een heldere en zware onderbouw, een lichte kap daaroverheen en geen gevels heeft maar eigenlijk alleen maar een ritme van verschillende houten kolommen…een ritme dat tot stand gekomen is in samenhang met een functie die op een bepaalde plek in de gevel zit. Hier is het geen constructie maar alleen een windbreekscherm in de ruimte waar de koeien rondlopen. Soms is het horizontaal toegepast als gevel voor een dicht volume bijvoorbeeld de machineberging en soms is het opengelaten en vormen net als bij die eerste dia die ik in het begin liet zien over de groninger boerderij de strobalen in opslag vormen hier de gevel. We zijn nu bezig met de boerin om na te denken over een mogelijke uitbreiding van het gebouw omdat het alweer te klein begint te worden. We denken hiermee een soort instrumentarium te hebben ontwikkeld waar in de toekomst ook nog allerlei uitbreidingen en veranderingen mee denkbaar zijn zonder dat het concept van het gebouw daarmee om zeep geholpen wordt. En op dit moment is het voorgedragen voor een wedstrijd in nederland die heet de gouden piramide. Een wedstrijd die niet de architectuurprijs is maar een prijs voor de opdrachtgever, een prijs voor inspirerend opdrachtgeverschap en omdat deze opdrachtgever hier op een plek gebouwd heeft die zowel vanwege natuurwetgeving als vanwege de waterbergingsvereisten het eigenlijk volstrekt onmogelijk maakt daar te bouwen en hij omwille van een idee over de ontwikkeling van het landgoed toch heeft doorgezet en heeft geeist dat deze boerderij op deze plek gebouwd zou worden daarom is hij nu als stug volhoudende ambitieuze opdrachtgever genomineerd door het rijk en hiervan hopen we in novemeber te horen of die nog verder komt dan de laatste ronde van vijf. (…).”

 

  • Meer afbeeldingen:
  • Gerelateerd project:
    Oude erven, nieuwe schuren
    Oude erven, nieuwe schuren
    In opdracht van Stichting Beeldlijn maakten Lotte Veltman en Jasper Huizinga (De Loods mediaproducties) de documentaire-serie ‘Architecten portretten’ met vier Groninger architecten. In de aflever...
  • Documenten:
    New architecture for innovative farming (En.) (Lecture RWTH Aachen University)
    Download >>