Inzending EO-Wijersprijsvraag 2011-2012
Wij introduceren een nieuwe manier van werken: de ‘Beste?bal?theorie’. Deze theorie is een werkmethode waarbij de ambitie voor de toekomst van de Veenkoloniën bottom?up wordt geformuleerd. Niet als vast omlijnd einddoel, maar als een globaal wensbeeld, een richting van bewegen. Elke stap die je vervolgens neemt wordt beoordeeld op die gewenste richting. Telkens wanneer er een stap gezet is, bepaal je welke volgende stap er volgt. Misschien zijn er meerdere keuzes, dan zet je deze af tegen de wensrichting. Op deze wijze ben je vrijer in het handelen dan bij eindbeeldplanning en kun je flexibel op nieuwe ontwikkelingen, situaties of kansen reageren. Ook is het zodoende mogelijk dwarsverbanden te leggen met andere ontwikkelingen die tegelijkertijd plaatsvinden. Wellicht versterken deze elkaar en kan het proces versneld worden.
De gereedschapskist 2012 levert de instrumenten om “de beste bal te kiezen”, om inzicht te bieden, inspraak op waarde te bepalen en verantwoorde keuzes te maken in een dynamische omgeving. Met als doel een vruchtbare toekomst voor inwoners van de Veenkoloniën.
Veenkoloniën
De Veenkoloniën hebben een unieke ontstaansgeschiedenis. Het gebied bestrijkt circa 74.000 hectare en is eeuwenlang een groot, ontoegankelijk hoogveenmoeras geweest. De Veenkoloniën zijn gevormd door de veenontginning die is begonnen in de 15de eeuw. Aan de basis van de ontwikkeling staan de pioniers die met hun pioniersgeest hard hebben gewerkt voor een beter bestaan. De kracht daarbij was samenwerking. Deze saamhorigheid uit zich hedendaags in hechte sociale banden en een rijk verenigingsleven.
De grootschalige ontginning heeft het gebied een bloeiperiode gebracht op basis van de turfwinning, de landbouw en diverse industrieën. Toen de industrieën hun betekenis verloren en er geen alternatieven ontstonden, is het gebied steeds meer in de problemen gekomen en zit het momenteel in een neerwaartse spiraal waardoor thema’s als krimp en ruimtelijke kwaliteit aan de orde komen.
Door de hervormingen van het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) en de Suikerregeling zal de akkerbouw in het Veenkoloniale gebied de komende jaren met inkomensdalingen worden geconfronteerd. De akkerbouwers zullen in actie moeten komen om ‘het hoofd boven water te houden’. Is energie gerelateerde landbouw hiervoor een oplossing? Op het gebied van water moet de afhankelijkheid van het IJsselmeer worden beperkt.
De Veenkoloniën, groot gemaakt door pioniers, zullen in de komende jaren weer een enorme transformatie ondergaan. Ditmaal niet in tastbare vorm, maar in het denken. Zoals de bedenker van de relativiteitstheorie aangaf: “Problemen kun je niet oplossen met dezelfde denkwijze, waarmee ze veroorzaakt zijn”.
Ontwikkelingsplanologie: Beste-bal-theorie en de Gereedschapskist 2012.
De initiatieven die van de grond komen in de Veenkoloniën werden tot nu toe beperkt door de verschillende belangen van de inwoners in het gebied. Tijdens de veenmarkten werd gesproken over “zandhazen versus veenmollen” en “oorspronkelijke bewoners versus import”. De Veenkoloniërs hebben het idee dat initiatieven van bovenaf worden doorgedrukt en dat ze niks te zeggen hebben. Anderzijds worden initiatieven die ze zelf ontwikkelen tegengewerkt door personen met andere belangen. Daardoor is men geneigd tegen initiatieven te zijn zonder inhoudelijke kennis van het belang van de ander. Dit heeft geleid tot stapels (top?down) plannen die nooit zijn uitgevoerd. In de meeste gevallen waren het de traditionele overheidsinstanties die de gebruikelijke top?down benadering hebben gevolgd. Dat kan en moet anders!
Er liggen voldoende goede plannen die uitgevoerd zouden kunnen worden. Plannen die passen binnen de ambities. Waar het tot op heden aan schort is draagvlak en betrokkenheid. Samen keuzes maken om de juiste plannen te realiseren. Dus bottom?up keuzes maken, samen kiezen voor uitvoeren en samen aan de slag.
“De beste-bal-theorie”
Een toekomstvisie Veenkoloniën 2050 is verleden tijd. Dit geldt ook voor de plannen die tot in de puntjes zijn uitgewerkt en dan pas in “de groep” worden gegooid. De rol van de overheid zal moeten veranderen. Geen visie over de toekomst ván de Veenkoloniërs, maar mét de Veenkoloniërs aan de toekomst bouwen, vandaag!
De ‘Beste?bal?theorie’ gaat er vanuit dat er steeds meerdere scenario’s (ballen) zijn waaruit de beste gekozen kan worden. Als die ‘bal’ gespeeld is, zijn er opnieuw keuzes te maken: Wat wordt de volgende stap? Een tweede vernieuwend aspect is dat het einddoel tijdens het proces geformuleerd en, zo nodig, bijgesteld wordt. Een proces dat continu inspeelt op wijzigende (f)actoren, intern en extern. De stap van eindbeeldplanologie naar ontwikkelingsplanologie is gemaakt. Dat maakt van de stedenbouwer een facilitator van een ontwerpproces, meer dan een ontwerper. Plaatjes blijven belangrijk, maar instrumenten om het weten te meten, verbanden zichtbaar te maken, de financiële haalbaarheid te toetsen en, last but not least, de stap te plaatsen in zijn maatschappelijke context, zijn nodig om van ontwerpen tot uitvoering te komen. Om dit proces te ondersteunen vulden wij een gereedschapskist 2012.